Frank Futselaar Column10062022

Column: Binair stelsel

Oh leuk, er is weer eens een discussie gaande over de positie van hogescholen ten opzichte van universiteiten, het zogenaamde binaire stelsel. Er is immers weinig anders aan de hand in de wereld, laat staan het hoger onderwijs.

Het debat is (weer) aangezwengeld door Ron Bormans, voormalig voorzitter van de Hogeschool Rotterdam en lange tijd de bad boy van de hogeschoolbestuurders (wat betekent dat hij af en toe in het openbaar zijn mening gaf, waar de meeste bestuurders dat niet durven). Bormans wil het onderscheid tussen hogescholen en universiteiten, inclusief de naamgeving, afschaffen. Dat zou de achteruitgang van onze studentenaantallen moeten tegengaan en bovendien het verschil in bekostiging moeten oplossen. Maar ik betwijfel of zoiets gaat helpen.

Er wordt door voorstanders geregeld gewezen naar het Verenigd Koninkrijk als positief voorbeeld, waar begin jaren ’90 het verschil tussen de klassieke universiteiten en zogenaamde polytechnics (meer praktijkgerichte en lokale instellingen die weinig aan onderzoek deden) werd opgeheven. Maar niet alleen is het Britse hoger onderwijs er sindsdien niet beter op geworden, ook weet elke Britse potentiële student dertig jaar later nog steeds precies welke universiteiten voormalige polytechnics zijn en daarom als minderwaardig worden gezien.

Hogescholen in Nederland hebben de afgelopen decennia stukje bij beetje het recht bevochten om meer op universiteiten te gaan lijken. Zo mogen zichzelf nu in het buitenland university of applied sciences noemen, ze mogen masterdiploma’s uitgeven, ze doen veel meer aan bekostigd onderzoek dan vroeger en hebben nu zelfs een soort van eigen doctoraten afgeven. Het steeds meer gelijkschakelen met universiteiten heeft de studentenafnames niet doen stoppen, in tegendeel.

Onderwijsreputatie

Zou het kunnen dat het antwoord niet zit in de status, de naamgeving of de naam op het diploma, maar meer in onze eigen onderwijsreputatie? Dat misschien hogescholen na de fusiegolven van de jaren tachtig en negentig hun geborgen en lokale reputatie zijn verloren? Dat de schandalen rond de kwaliteit van diploma’s (Inholland, Windesheim) aan het begin van het vorige decennium bijna onherstelbare schade aan de reputatie van de hele sector hebben gebracht? Dat de associaties die veel mensen hebben met hogeschoolonderwijs, namelijk veel groepswerk en eindeloze reflectieverslagen, in grote mate kloppen? Ook al noemen we het groepswerk en de reflectie daarop dan tegenwoordig ‘beroepsauthentieke situatie’, in een wanhopige poging relevant te lijken.

Onderwijs is waar mensen ons het meest mee associëren, al het geleur met lectoraten ten spijt, dus we kunnen er maar beter voor zorgen dat die associatie positief is. Dus misschien is het juist tijd om hogescholen, zeker de onze, te rebranden als instelling waar je onderwijs van topkwaliteit, direct gericht op de arbeidsmarkt, kunt volgen. Dat klinkt misschien als een open deur, maar het is opmerkelijk hoe weinig aandacht onderwijskwaliteit krijgt, ook in ons eigen strategisch plan. Alsof we lesgeven er een beetje bij doen.

Terwijl je onderscheiden van anderen juist zo belangrijk is. Universiteiten begrijpen dat beter. Als je iets met voedsel wil doen, ga je naar Wageningen. Als je iets wil met ruimtevaart, ga je naar Delft. Als je iets wil met Europa, ga je naar Maastricht. Als je crypto-fascistisch gedachtegoed wil verspreiden, ga je rechten in Leiden doen (succes nog daar, Timo!).

Ik durf de stelling aan dat de VWO-scholier die we zo graag willen nu vooral kiest voor universiteiten niet vanwege baanperspectief of diplomawaarde, maar omdat hij denkt daar de beste kwaliteit onderwijs te kunnen volgen. Als we ze willen binnenhalen, zullen we dus eerst moeten laten zien dat onderwijs beter, of op zijn minst even goed is. Dat vereist een serieuze investering en prioritering.

En een CvB wier hart niet primair bij onderzoek ligt.

CELZ210622-9126.jpg

Frank Futselaar

Frank Futselaar is docent Creative Business en voormalig Tweede Kamerlid. Trouw schreef ooit over hem dat hij opvallend veel humor heeft voor een SP’er.