Van de invoering van het nieuwe onderwijsmodel, online toetsen en de SDG’s die in het curriculum komen, tot Reisbalans en onderling omgaan met kritiek. Wilco Bouwhuis, docent technische natuurkunde, schreef een opinie van 16.000 woorden over alles wat hem bezighoudt op Saxion. In deel 5 (van 10), beschrijft hij wat volgens hem de corebusiness van Saxion moet zijn: onderwijs. “Dus bijvoorbeeld onderzoek en ondernemerschap zijn niet een doel op zich, maar een middel ten behoeve van het onderwijs.”
Goed, nu dan eindelijk Saxion specifiek. Ga ik dan nu tóch beweren dat onze school even goed kan draaien op, pak ‘m beet, 750 in plaats van ruim 3000 personeelsleden, gezien die 75 procent ‘onzin’, en zijn daarmee alle problemen opgelost? Nee hoor, houd nog even vast. Zoals ik bij de Tweede Wet van de Thermodynamica ook al heb genuanceerd, mensen zijn geen eenvoudige processoren.
Juist het vergelijk van personen met Toyota’s (LEAN), waarbij mensen met stopwatches bij onze weekstarts komen staan en je afkappen als er te lang over een onderwerp gepraat wordt, daar heb ik een sterke mening over: dat vind ik heel erg, daar word ik heel boos van. Onderwijs is en blijft mensenwerk en soms heb je in een weekstart niet genoeg aan een halfuur, omdat er gewoon iets speelt en goed besproken moet worden, vind ik.
De check-in, waarin iedereen even mag vertellen of zelfs tekenen hoe hij/zij zich voelt, is een schijnvertoning als dat even kort en efficiënt moet; er is helemaal geen ruimte voor het echte verhaal. Kortom: ik wil mensen juist niet als objecten behandelen in dit stuk, en de school zou er goed aan doen dat ook niet te doen in haar, soms flink doorgeschoten, LEAN-strategie.
Dat is het ding met al die afdelingen: naast dat ze er überhaupt al zíjn, moeten ze ook nog eens steeds bewijzen dat ze onmisbaar zijn, door met steeds weer nieuwe ‘essentiële’ vernieuwingen te komen. De basisomschrijving van een burn-out is dat de patiënt zich doorlopend voelt alsof hij/zij zich ‘continu moet verbeteren’, i.e. ‘je bent nooit goed genoeg’. Een 7 is volgens LEAN niet goed genoeg om bij de uitspringende kernkwaliteiten te horen, dus wordt het een rood vakje.
Er zijn tegenwoordig ontwikkelgesprekken in plaats van functioneringsgesprekken. Vroeger moest je ‘goed in het plaatje passen’, ‘je werk goed doen’; tegenwoordig moet je verkopen waar jij jezelf over vijf jaar ziet in dit mooie bedrijf en met je hoofd boven het maaiveld uitsteken, je weer in iets nieuws ontwikkelen.
Stilstand is achteruitgang. Dat is inderdaad een sprekende basisvisie, dat ‘continu verbeteren’. ‘Continu’ betekent: nooit pauze, altijd doorgaan, goed is nooit goed genoeg. Maar ‘continu’ betekent in de wiskunde ook: ‘zonder rare, abrupte, sprongen’. Had nu maar meer naar die wiskunde geluisterd.
Corebusiness?
Goed, wat is nu eigenlijk de corebusiness van een hbo-instelling? Je kunt immers discussiëren over of mijn beeld van ‘de corebusiness’ wel matcht met het beeld van het bestuur, i.e. of dat wat ik belangrijk vind en dat wat ik een goede kwaliteit van onderwijs vind wel hetzelfde is als wat het bestuur vindt. Ook ik praat natuurlijk vooral vanuit mijn eigen perspectief.
Meningsverschillen over waarden in het onderwijs zijn inherent aan met passie in het onderwijs staan: ik denk vooral vanuit de bubble Technische Natuurkunde, een heel kleine (dus hechte) gemeenschap met een verdiepende, onderzoeksgerichte, aard, vaak totaal overrund door Marketing & Communicatie en telkens weer geconfronteerd met een grote studentenuitval, vergelijkbaar met de andere drie Nederlandse Hogescholen die TN aanbieden – tja, misschien ook wel omdat we één van de meest verdiepende, dus moeilijkste, HBO-studies van Nederland zijn.
Een kleine opleiding, die moet vechten voor de studentenaantallen, wordt al snel overrund door een centrale onderwijsvisie die haaks op die opleiding kan staan. Ik zeg het nog maar eens expliciet: ik wil het belang van bedrijfsvisies en -strategieën, zoals toetsveiligheid, duurzaamheid of diversiteit zeker niet onderuit halen. Maar correct me if I’m wrong: mijn beeld is dat onze corebusiness onderwijs is, Saxion is een Hogeschool. Dus bijvoorbeeld onderzoek en ondernemerschap zijn wat mij betreft niet een doel op zich, zo algemeen mogelijk gesproken, maar een middel ten behoeve van het onderwijs.
Er zijn opleidingen waar onderzoek heel prevalent is (zoals TN) en er zijn opleidingen waar ondernemerschap prevalenter is (zoals Commerciële Economie). Maar bij beide moet het mijns inziens wel voornamelijk om onderwijs gaan. Sterker nog, en deze ligt waarschijnlijk al gevoeliger, ik zou zelfs durven zeggen dat de corebusiness van Saxion Bachelor-onderwijs is en niet Master-onderwijs, wij zijn geen universiteit.
Een Master-opleiding onderhoud je niet met ‘we zien wel wat het praktijkgerichte werkveld zegt’. Je ziet ook dat de Master-opleidingen op Saxion een stuk moeilijker te bewerkstelligen zijn – daar zie ik ook telkens discussie over de studentenaantallen en het opleidingsniveau. Zo vind ik ook 3S niet een doel van Saxion op zich, maar een voor sommige opleidingen/studenten potentieel handig middel in het onderwijs. Wij moeten ons onderwijs niet massaal gaan insteken om de lectoraten te pleasen, eerder andersom. Onderwijs heeft heel andere prestatie-indicatoren dan onderzoek – ze zijn niet hetzelfde!
Ik snap echter ook de andere kant van het verhaal, een beetje de bestuurderskant. Onder meer vanwege de verwachte krimp in de studentenaantallen en het huidige politieke klimaat is het van belang dat het bestuur benadrukt dat Saxion, júíst ook op het gebied van onderzoek en ondernemerschap, een uiterst belangrijke functie heeft in en om de regio.
Middel moet het doel niet worden
Als je naar het financiële plaatje van onze academie LED kijkt, dan zie je ook dat lectoraatsonderzoek veel financiële middelen oplevert, waar onderwijs vooral geld kóst, en ik vind het volkomen terecht dat het CvB de overheid bij die geldstroom blijft betrekken. Saxion ís ook cruciaal voor de regio – en zo voel ik mij ook tijdens mijn werk, het is belangrijk wat wij doen. Maar het middel moet niet het doel worden.
Ook toetsveiligheid ís uiterst belangrijk, laten we wel wezen. Weet dat ik daar juist ontzettend serieus mee bezig ben, en dat dat juist ook voor mij soms vervelende discussies levert met studenten en collega’s: ik wil streng maar rechtvaardig zijn, dus onderwijzen vanuit ‘practice what you preach’. Een 5.4 is niet zomaar een 5.5, dus een 6. Ik houd niet van ’even een dealtje sluiten’.
Ik moet geregeld in de ankers voor waarom ik dat ene puntje niet toeken, en dan bedoel ik niet alleen tegen de studenten zelf, maar voorál omdat onze kleine opleiding het zwaar krijgt als wij al te veel studenten wegsturen. Docent zijn is één ding, maar strenge docent zijn is al helemaal wat. We moeten oppassen dat een voldoende geven niet de weg van de minste weerstand wordt (student blij, management blij – zie je het risico?).
Oneerlijke toetsing, alsook toetsvragen die rondslingeren op een school of op het internet, dat zou ik een heel enge gedachte vinden. Toetsveiligheid en -integriteit is uiterst belangrijk. Maar het middel moet niet het doel worden. Onze nieuwe toetsprocedure (PDCA-cyclus) is gericht op een paranoïde borging van alle details van de toetscyclus, een vakje of 27 dat je moet invullen per (deel)toets.
Wat steekt deze procedure raar af tegen het online-toetsen tijdens de covid-periode, waarin al die veiligheidsregels juist actief losgelaten moesten worden, ‘om de studenten zo weinig mogelijk studievertraging op te laten lopen’. Ik zag een opeenstapeling van invalide en onbetrouwbare toetsing, aantoonbare fraudegevallen zelfs, wat ik voor de gemoedsrust voor mezelf en mijn collega’s heb moeten laten gaan.
Neerslachtigheid door de beeldschermen heen
Vooral andersom was pijnlijk: een hoeveelheid hardwerkende studenten die júíst op een onrechtvaardige manier door deze toetsen beoordeeld werden (lager uitkwamen dan wat ze waarschijnlijk met een normaal tentamen hadden gekregen): je voelde hun neerslachtigheid gewoon door de beeldschermen heen. Ik kreeg echter terug dat we het voor de lieve vrede maar niet te groot moesten maken en dat we vooral negatieve media-aandacht over toetsing moesten voorkomen – een zelfde soort taboe-houding voor wat betreft het toetsschandaal dat zich bij het Toetsbureau afspeelde in die periode.
Let wel: dit speelde volledig buiten de invloed van de docenten, de plicht van het online toetsen werd ons opgelegd – waar wij momenteel juist gigantisch aangepakt worden op toetsveiligheid. En wat raar steekt het nieuwe toetsbeleid af tegen weer een andere afdeling die juist precies het tegenovergestelde stimuleert: laten we vanaf nu onze kwaliteitsrapporten vooral met AI maken. Geen enkele verdieping in de risico’s van het medium, maar gewoon: ‘wij omhelzen AI, want dat is de toekomst’.
Veranderen om het veranderen. Dáár is de hele borging en veiligheid van bepaalde informatie kennelijk niet belangrijk, als we maar vooral laten zien dat we vooruitstrevend zijn, de grote onderwijsrevolutie. Denken in gevaren is dodelijk, dat moeten we niet hebben, al zou je wel honderd keer gelijk hebben, laten we vooral de kansen benadrukken. Kritiek is maar lastig.
Deze voorbeelden dragen bij mij bij aan het gevoel van 75 procent neventaken, om de term ‘onzin’ maar weer te vermijden. Maar volgens mij draag ik middels de opgelegde toetsborging meer bij aan het carrièrepad van bepaalde managers en ‘extern deskundigen’, dan daadwerkelijk aan toetsveiligheid.
Daadwerkelijk de toetsveiligheid proberen te verbeteren heb ik nog geprobeerd in het begin van mijn onderwijsloopbaan, door voor te stellen de Toetsdesk en het Toetsbureau te combineren, om het proces makkelijker te maken voor de hele school, maar dat werd vooral niet getolereerd. ‘Wij zien het vanuit meer perspectieven’. Jaja, dat betekent zoveel als: ‘jij snapt dit niet’. En toen ging het grandioos mis bij het Toetsbureau, dat hebben we allemaal kunnen lezen (nouja, allemaal… er werd ook wel héél véél handig weggemoffeld). Wie snapt wat nu niet?
Cliffhanger: de titel van het volgende deel wordt: onderwijspolitiek – complotten en corruptie? (met een vraagteken, hoor)
Rubrieken
Gerelateerde artikelen
Vijfenzeventig procent neventaken, deel 4 (van 10): 'De burn-out-maatschappij: een verkapt Thermodynamica-probleem?'
Van de invoering van het nieuwe onderwijsmodel, online toetsen en de SDG’s die in het curriculum komen, tot Reisbalans en onderling omgaan met kritiek. Wilco Bouwhuis, docent technische natuurkunde, schreef een opinie van 16.000 woorden over alles wat hem bezighoudt op Saxion. In deel 4 (van 10), vertaalt hij de ‘macht van de bedrijfsvoering’ naar het hoger onderwijs en Saxion. “Ik merk dat ik de afgelopen jaren steeds meer tijd ben gaan besteden aan het pleasen van managers en andere afdelingen – en ik word er uitgeput van...”
Vijfenzeventig procent neventaken, deel 3 (van 10): ‘De Wet van Amdahl toegepast op mensen’
Van de invoering van het nieuwe onderwijsmodel, online toetsen en de SDG’s die in het curriculum komen, tot Reisbalans en onderling omgaan met kritiek. Wilco Bouwhuis, docent technische natuurkunde, schreef een opinie van 16.000 woorden over alles wat hem bezighoudt op Saxion. In deel 3 (van 10), gaat hij dieper in op de ‘macht van de bedrijfsvoering’. “Alles moet dichtgetimmerd worden en je wordt de hele dag gecontroleerd en dus beoordeeld, door allerlei verschillende organen die er vroeger niet waren.”
Vijfenzeventig procent neventaken, deel 2 (van 10): ‘Epilepsie en De Wet van Amdahl’
Van de invoering van het nieuwe onderwijsmodel, online toetsen en de SDG’s die in het curriculum komen, tot Reisbalans en onderling omgaan met kritiek. Wilco Bouwhuis, docent technische natuurkunde, schreef een opinie van 16.000 woorden over alles wat hem bezighoudt op Saxion. In deel 2 (van 10), beschrijft hij hoe hij vanuit natuurkundige achtergrond rollen en afdelingen gaat vergelijken met computerprocessoren. “Ik haal me een bekend plaatje voor de geest van één putjesschepper die het werk doet, met veertien mensen eromheen, die vooral kijken of de putjesschepper het goed doet.”