Commentaar: Ieder voor zich

De hogescholen slagen er niet in om overeenstemming te bereiken over extra geld voor instellingen in krimpregio’s, omdat meer geld voor de één, minder voor de ander betekent. Hoofdredacteur Rik Visschedijk stelt dat juist de verdeling van het geld – de lump sum – een van de belangrijkste taken is voor de Vereniging Hogescholen. “Protesteren tegen bezuinigingen en meer geld vragen voor goed onderwijs is niet zo moeilijk. De echte uitdaging ligt in het eerlijk verdelen van de beschikbare middelen over 36 instellingen in zeer uiteenlopende regio’s.”

De Nederlandse hogescholen kunnen het blijkbaar niet eens worden over een model waarmee instellingen in krimpregio’s extra geld krijgen. Het is voor collegevoorzitter Anka Mulder reden om haar bestuursfunctie bij de Vereniging Hogescholen, waarin alle Nederlandse hogescholen vertegenwoordigd zijn, neer te leggen. “Ik wil mezelf niet blijven herhalen, zonder daar verantwoordelijkheid voor te nemen”, zei Mulder tegen SaxNow. “Ik merk dat de huidige inzet niet strookt met mijn ambities.”

Wat is er aan de hand? De Nederlandse hogescholen krijgen het grootste deel van hun financiering uit de lump sum. Er is één bedrag beschikbaar, en die wordt over instellingen verdeeld. Heb je meer studenten, dan krijg je meer geld, maar heb je minder studenten, dan krijg je minder. Die lump sum is een vast bedrag. Dus stijgt over de hele linie het aantal studenten, dan daalt de bekostiging per student.

Perverse prikkel

Dit model herbergt een perverse prikkel, zeggen critici. Want het marktaandeel is leidend. Hogescholen beconcurreren elkaar om de student. Het aantrekken van internationale studenten is daarmee ook enorm aantrekkelijk, zeker voor instellingen in krimpgebieden. De hogescholen in krimpregio’s worden dubbel getroffen, nu de landelijke politiek de rem op internationalisering zet.  De verwachting is dat zo’n tien procent van de hogescholen tussen 2010 en 2043 met een krimp van meer dan twintig procent te maken krijgen.

Met deze realiteit moeten de hogescholen het doen: er komen minder studenten, en daarmee minder inkomsten. Gelukkig heb je dan een branchevereniging om die ontwikkeling in goede banen te leiden. Dat zou je althans denken. In de vereniging zouden bestuurders van de verschillende hogescholen samen tot een goed voorstel moeten komen om het beschikbare geld te verdelen over het land.

Leek, Doetinchem, Terneuzen

Want die bestuurders zouden er niet alleen voor hun eigen instelling moeten zitten, maar hart hebben voor het hoger onderwijs in heel Nederland. De student uit Leek, Doetinchem en Terneuzen moet ook toegang hebben tot goed onderwijs. En dat blijkt in de praktijk toch moeilijk te organiseren, blijkt uit de woorden van Anka Mulder.

Nu is dat ook niet helemaal onbegrijpelijk. Instellingen in krimpregio’s willen een groter deel van de taart, en vragen daarmee van de instellingen waar krimp niet of minder een probleem is, om een stuk van diezelfde taart af te staan. Het eerlijk delen is in een gezin of een vriendengroep misschien al een probleem, en je kunt je voorstellen dat het voor bestuurders in gebieden waar geen krimp plaatsvindt nou niet heel aantrekkelijk is om een deel op te geven. 

Schrale boodschap

De 36 hogescholen in de VH blijkt dat in ieder geval niet te lukken. Voorzitter Maurice Limmen zegt in een korte reactie op het besluit van Mulder dat de vereniging respect heeft voor haar persoonlijke afweging, en dat de VH zich blijft inzetten voor goed onderwijs in alle regio’s. Dat is een schrale boodschap voor Saxion en andere instellingen in het noorden, oosten en zuiden van het land. Want juist die inzet resulteert vooralsnog niet in een goed plan.

Als je de website van de VH nu opent, dan lees je alarmerende teksten over de bezuinigingen op het hoger onderwijs, bijvoorbeeld: ‘Stop de bezuinigingsplannen, investeer in het hbo’, en ‘voor de toekomst van Nederland’. De meeste mensen zullen het hier eens mee zijn. Maar, protesteren tegen bezuinigingen en geld vragen voor goed onderwijs is niet zo moeilijk. De echte uitdaging zit hem erin om het beschikbare geld goed te verdelen over 36 instellingen in heel verschillende regio’s. En dat blijkt vooralsnog onhaalbaar.

rik

Rik Visschedijk